FAQ

BTW

Ben ik BTW plichtig als zelfstandig ondernemer?

Iedereen die in de uitoefening van een activiteit geregeld en zelfstandig leveringen van goederen of van diensten verricht zoals omschreven in het wetboek van BTW, is onderworpen aan de BTW-plicht. Wat zijn de gevolgen?

In dat geval moet je je inschrijven bij de BTW en BTW betalen. Het BTW-tarief bedraagt 6, 12 of 21% naargelang het product of dienst. Na de activatie van je BTW-nummer bij het ondernemingsloket doet je ondernemingsnummer ook dienst als BTW-nummer.

Enkele speciale gevallen:

Ondernemers die voor 75% van hun omzet geen factuur uitreiken aan hun klanten (leveringen aan particulieren), kunnen opteren voor de forfaitaire BTW-regeling.
Deze forfaitaire BTW-regeling kan enkel van toepassing zijn voor de beroepen waarvoor forfaitaire grondslagen werden vastgelegd. Je omzet mag dan nooit meer dan 500.000 EUR excl. BTW bedragen. Maar ook als je kiest voor deze forfaitaire BTW-regeling moet je een BTW-activering aanvragen

Bedraagt je omzet maximum 25.000 EUR excl. BTW, dan kan je gebruik maken van de vrijstellingsregel en moet je geen BTW aangeven. Je moet geen BTW aanrekenen, maar kan zelf ook geen BTW aftrekken. Je moet ook in dat geval je BTW status laten activeren.

Wat zijn de btw-regels voor webshops voor verkoop van en naar het buitenland?

Levering van goederen 

  1. Gewone verkoop via de winkel

Eerst en vooral is de plaats waar de ‘belastbare handeling’ plaatsvindt van belang. Is dat binnen de Belgische landsgrenzen, dan is er Belgische btw verschuldigd. Hier geldt de regel: de plaats van terbeschikkingstelling is van toepassing.

Voorbeeld: Een Franse koper komt langs in uw winkel in Brussel: de Franse klant koopt aan het Belgische btw-tarief.

  1. Verkoop via webshop aan buitenlandse klanten

Indien een belastingplichtige een goed verkoopt aan een niet-BTW plichtige in een andere lidstaat en het vervoer gebeurt door of voor rekening van de leverancier, dan wordt dit beschouwd als verkoop op afstand. Er is hier voor een speciale regeling uitgewerkt.

Daarvoor geldt in principe de regel van belastingheffing in de lidstaat van aanvang van het vervoer. U kunt dus met uw Belgische webshop Belgische BTW aanrekenen aan buitenlandse klanten.

Maar... er is een verkoopdrempel ingebouwd! Deze drempel is sinds 1 juli 2021 als een algemene drempel opgesteld en niet meer als een drempel per afzonderlijk land. Indien je voor meer dan 10.000 euro aan buitenlandse kopers verkoopt (ongeacht de EU-staat), dan moet er btw afgedragen worden in het land waar de consument gevestigd is.

Om te vermijden dat in elk land waar een koper gevestigd is een btw-registratie moet gebeuren en er btw moet worden afgedragen, werd het one stop shop mechanisme (OSS) ingevoerd. Hierdoor volstaat het voor een e-commerce ondernemer om in één land geregistreerd te zijn en aangiften in te dienen, ook wanneer hij de verkoopdrempel overschreden heeft.

Vorige is dus enkel van toepassing als het vervoer tot bij de klant geregeld wordt door u of voor uw rekening. Dus niet indien de klant de goederen zelf ophaalt en vervoert. Ook niet als hij zelf een vervoerder contacteert en betaalt om het goed bij hem af te zetten.

Maar wél als u op uw website verwijst naar een vervoerder, zelfs al rekent de klant zelf het vervoer rechtstreeks af met de vervoerder, zo verduidelijkte een recente Beslissing van de BTW. In dat geval moet dan gewoon Belgische BTW aangerekend worden.

Leveren van diensten

Voor bepaalde diensten gelden ook nieuwe regels. Volgens een Europese Richtlijn moeten sinds 1 januari 2015 alle telecommunicatie-, radio-, TV- en ‘langs elektronische weg verrichte diensten’ in opdracht van een niet-belastingplichtige, worden belast in de lidstaat waar de afnemer is gevestigd.

Dat is dus ongeacht de plaats waar de belastingplichtige die deze diensten verricht is gevestigd.

Onder ‘langs elektronische weg’ verrichte diensten vallen onder meer de diensten bij het leveren en onderbrengen van websites, het onderhoud op afstand van programma’s en uitrusting, de levering van software en de bijwerking ervan en de levering van beelden, geschreven stukken en informatie en de terbeschikkingstelling van databanken.

Subsidies

Worden subsidies belast?

Subsidies worden belast

Binnen de vennootschaps- en personenbelasting geldt het principe dat elke subsidie die een onderneming ontvangt van de overheid (zowel regionale, federale als Europese subsidies) wordt belast als een opbrengst. Al deze overheidssubsidies worden in één keer belastbaar op het ogenblik van ontvangst, behalve kapitaalsubsidies, die geleidelijk belast worden volgens het afschrijvingsritme van het gesubsidieerde actiefbestanden.

Bepaalde gewestelijke subsidies worden evenwel vrijgesteld

Omdat subsidies voor het overgrote deel gewestelijke materie is en belastingen nog steeds federale inkomsten zijn heeft men deze anomalie (want de gewesten financieren hierdoor onrechtstreeks de federale overheid) via een aantal wetten rechtgezet. Deze wetten hebben er voor gezorgd dat bepaalde gewestelijke steunmaatregelen genieten van een vrijstelling in de vennootschapsbelasting, en soms ook in de personenbelasting.

  1. Gewestelijke investeringssteun

De “Wet betreffende het generatiepact” kent ook een vrijstelling van vennootschapsbelasting toe aan kapitaal- en interestsubsidies die door de gewesten in het kader van de economische expansiewetgeving toegekend worden aan ondernemingen om “immateriële en materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen sinds 1 januari 2006”. 

Deze “economische expansiewetgeving” werd ondertussen vervangen door het “Decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid van 2012”.

De investeringssteunmaatregelen die hierop werden gebaseerd  (waaronder de groeipremie, strategische investeringssteun, enz…).  genoten eveneens een vrijstelling in de vennootschapsbelasting. 

Bij VLAIO geldt deze vrijstelling momenteel voor de investeringssteun instrumenten Ecologiepremie +, Strategische ecologiesteun, Strategische transformatiesteun (enkel investeringssteun) en Strategische transformatiesteun COVID-19.

Gewestelijke innovatiesteun

Sinds 1 januari 2007 wordt ook de O&O steun die gewestelijke overheden toekennen aan ondernemingen vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Het gaat met name om “de winst vrijgesteld ten belope van het bedrag van de premies, en de kapitaal- of interestsubsidies op immateriële en materiële vaste activa, die aan vennootschappen worden toegekend in het raam van de steun aan onderzoek en ontwikkeling door de bevoegde gewestelijke instellingen”.

De volgende subsidies van VLAIO geniet van deze vrijstelling in de vennootschapsbelasting: O&O haalbaarheidsstudie, Innovatieve starterssteun, Ontwikkelingsproject, Onderzoeksproject, Baekeland-mandaten, Innovatiemandaten (enkel fase 2), ICON-projecten en thematische ICON's (enkel het bedrijfsdeel).

  1. Gewestelijke premies ter compensatie van hinder door openbare werken 

Sinds 1 januari 2018 geldt er ook een fiscale vrijstelling op compensatievergoedingen die door de gewestelijke overheid worden toegekend.

De “Wet van 22 oktober 2017 houdende diverse fiscale bepalingen I” voorziet dat deze vrijstelling van toepassing is op zowel zelfstandigen in de personenbelasting als ondernemingen in de vennootschapsbelasting. 

Deze vrijstelling geldt bijgevolg voor de volgende VLAIO maatregelen vanaf deze datum: Hinderpremie, Sluitingspremie en Inkomenscompensatievergoeding.

  1. Lokale en gewestelijke steun in het kader van de energiecrisis

De vergoedingen/steunmaatregelen die de gemeenschappen, gewesten, provincies of gemeenten en steden toekennen voor de economische gevolgen die belastingplichtigen ondervinden naar aanleiding van de energiecrisis zijn belastingvrij in de personen- en vennootschapsbelasting.

De vrijstelling wordt toegekend als aan volgende voorwaarden wordt voldaan:

• De vergoeding vormt geen directe of indirecte vergoeding in ruil voor de levering van goederen of het verlenen van diensten;

• In de regeling op grond waarvan de vergoeding wordt verleend, is uitdrukkelijk bepaald dat deze vergoeding wordt verleend om voor de economische gevolgen naar aanleiding van de energiecrisis;

• De vergoeding wordt betaald of toegekend tussen 1 juli 2022 en 31 december 2023.

Wanneer de vrijgestelde vergoeding (of een deel ervan) zou moeten worden terugbetaald aan het betrokken Gewest, de betrokken Gemeenschap, provincie of gemeente dan wordt dat deel niet als een aftrekbare beroepskost aangemerkt.

Deze vrijstelling geldt bijgevolg voor de volgende VLAIO maatregel: Energieteun.


KMO definitie? Verschil Europese en fiscale definitie

Bij heel wat steunmaatregelen zijn de steunpercentages en andere drempels voor kmo’s en grote ondernemingen verschillend of worden grote ondernemingen uitgesloten van de steunmaatregel. Ook bij fiscale voordelen wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen kmo’s en grote ondernemingen. Het is dus belangrijk als ondernemer te weten tot welke categorie je behoort. Terwijl bij subsidies de Europese kmo-definitie wordt gehanteerd is dit niet het geval bij de fiscale voordelen. Wat zijn de verschillen? Zijn er uitzonderingen? Wat als ik tot een groep van ondernemingen behoor?

De Europese kmo-definitie 

De basiscriteria 

Bij de Europese kmo-definitie (waarbij soms nog een onderscheid wordt gemaakt tussen een kleine onderneming (ko) en een middelgrote onderneming (mo)) is een kmo een “zelfstandig” (zie zelfstandigheidscriterium) bedrijf die voldoet aan de volgende voorwaarden:

Criteria

ko

mo

Tewerkstelling

minder dan 50

minder dan 250

ofwel jaaromzet

ofwel balanstotaal

maximum € 10 miljoen

maximum € 10 miljoen

maximum € 50 miljoen

maximum € 43 miljoen

Aan de tewerkstellingsvoorwaarde moet steeds worden voldaan. Bij de omzet –en balanstotaal voorwaarde mag de meest gunstige drempel worden gebruikt. 

Op het moment van de steunaanvraag gaat men deze criteria aftoetsen op basis van de neergelegde jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar. Wordt één van deze drempels overschreden dan is de boodschap om ook de voorlaatste neergelegde jaarrekening te bekijken want: een onderneming  verliest de hoedanigheid van ko of mo slechts wanneer deze situatie zich gedurende twee opeenvolgende boekjaren voordoet en vice versa.

Startende ondernemingen die nog niet beschikken over deze cijfers dienen deze cijfers te goeder trouw te schatten.

Zelfstandigheidscriterium & consolidatieregels 

Als er een deelnemingsrelatie bestaat met (een) andere onderneming(en) van 25% of meer van het kapitaal of van de stemrechten dan word je niet meer beschouwd als een ‘zelfstandig’ bedrijf.  De cijfers van deze partnerondernemingen moeten dan pro rata, of volledig bij verbonden ondernemingen, worden meegeteld bij het aftoetsen van bovenvermelde criteria. 

Wat zijn partnerondernemingen?

Partnerondernemingen zijn ondernemingen waartussen een deelnemingsrelatie – direct of samen met een of meer verbonden vennootschappen – bestaat van 25% tot en met 50% van het kapitaal of de stemrechten.
Uitzonderingen: deze drempel van 25% geldt niet wanneer dat percentage in handen is van openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen, personen die geregeld risicokapitaal beleggen of institutionele beleggers, met inbegrip van regionale ontwikkelingsfondsen, universiteiten of particuliere onderzoekscentra zonder winstoogmerk, op voorwaarde dat deze individueel noch gezamenlijk als “verbonden onderneming”, zoals hierna bedoeld, worden beschouwd.

Wat zijn verbonden ondernemingen?

Verbonden ondernemingen zijn ondernemingen waartussen een deelnemingsrelatie – direct of via een andere onderneming – bestaat van meer dan 50% van het kapitaal of de stemrechten.
Uitzonderingen: Ook hierop gelden bepaalde uitzonderingen die je hier kan downloaden

Een aantal voorbeelden en een handig blokdiagram

Soms kan het bepalen van deze Europese definitie een moeilijke oefening zijn. Voor de subsidies van het Agentschap Innoveren & Ondernemen zijn een aantal voorbeelden uitgewerkt van de toepassing van deze consolidatieregels. Daarnaast beschikken we over een handig blokdiagram over de aandeelhoudersstructuur (ook beschikbaar in het Engels). Dit moet verplicht worden ingevuld bij de indiening van een steunaanvraag Strategische transformatiesteun, maar is ook handig voor jezelf als onderneming bij twijfel.

Is deze definitie overal hetzelfde?

De basiscriteria zijn overal hetzelfde, maar er kunnen toch nog wel subtiele verschillen zijn bij de consolidatieregels en de voorwaarde dat er moet voldaan worden aan de criteria gedurende 2 opeenvolgende boekjaren. 

Juridische basis

Deze Europese kmo-definitie dateert reeds van 2003. De Europese Commissie gebruikt deze definitie ook in al haar staatssteun regelgeving. Zo is ze ook opgenomen als Bijlage 1 van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard. Meer informatie in begrijpbare taal, inclusief schema’s met berekeningsvoorbeelden, kan je ook terugvinden in de Gebruikersgids bij de definitie van kmo's - Europa EU.

Fiscale definitie 

Een kmo is een kleine vennootschap

Als er door de fiscus bij fiscale voordelen wordt gesproken over een kmo dan baseert men zich op:

  • ofwel de definitie van kleine vennootschap die je kan terugvinden in het artikel 1:24, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Volgens dit artikel is een kleine vennootschap, een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die op de balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:

    • jaargemiddeld personeelsbestand van 50 werknemers;

    • jaaromzet van maximum € 9 miljoen;

    • balanstotaal van maximum € 4,5 miljoen.

  • ofwel een onderneming die geen vennootschap is volgens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, maar wel de criteria inzake personeel, omzet en balanstotaal vervult die vermeld staan in artikel 1:24, §§1 tot 6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. 

Ook hier wordt er gekeken naar 2 boekjaren: wanneer er meer dan één van deze criteria wordt overschreden of niet meer wordt overschreden, heeft dit slechts gevolgen wanneer dit zich in twee opeenvolgende boekjaren voordoet. De gevolgen gaan dan in vanaf het daaropvolgende boekjaar. 

Voor vennootschappen die met hun bedrijf starten, wordt verwacht om deze cijfers bij het begin van het boekjaar te goeder trouw te schatten. Indien uit deze schatting blijkt dat meer dan één van de criteria zullen overschreden worden gedurende het eerste boekjaar, moet daar voor het eerste boekjaar meteen rekening mee worden gehouden.

§§1 tot 6: Zelfstandigheid & Consolidatieregels 

Waarom §§1 tot 6? 

De Europese Commissie publiceerde in 2013 een Europese Boekhoudrichtlijn (omgezet in de wet van 18 december 2015). Deze omzetting in Belgisch recht had tot gevolg dat het statuut van kleine vennootschap niet meer geconsolideerd bekeken zou worden. De fiscus heeft dit echter opgelost door te verwijzen naar enkel §§1 tot 6 van het artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen. De aanpassingen ivm de consolidatie zitten namelijk in §§ 7.

Wanneer consolideren? 

Indien er sprake is van "verbonden vennootschappen", moeten de criteria inzake omzet en balanstotaal op geconsolideerde (gegroepeerde) basis worden berekend. Wat het criterium personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door elk van de betrokken verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld. 

Wanneer er boekhoudkundig geen consolidatie wordt opgemaakt, kan men kiezen voor een alternatieve consolidatie (verhoging van de drempels met 20% tot € 10,8 miljoen omzet en € 5,4 miljoen balanstotaal).

Wat is een verbonden vennootschap voor de fiscus?

Dat kan je terugvinden in artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Een verbonden vennootschap wordt hier gedefinieerd als:

  1. de vennootschappen waarover zij een controlebevoegdheid uitoefent;

  2. de vennootschappen die een controlebevoegdheid over haar uitoefenen;

  3. de vennootschappen waarmee zij een consortium vormt;

  4. de andere vennootschappen die, bij weten van haar bestuursorgaan, onder de controle staan van de vennootschappen bedoeld in de punten 1, 2 en 3.

Een microvennootschap

Sommige fiscale voordelen kennen een hoger steunpercentage toe aan de microvennootschappen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de maatregel Tax Shelter voor startende ondernemingen en de maatregel Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen.

Een microvennootschap wordt gedefinieerd in artikel 1:25 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Het is een kleine vennootschap met rechtspersoonlijkheid die op datum van de jaarafsluiting geen dochtervennootschap of moedervennootschap is en die niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:

  • jaargemiddeld personeelbestand van 10 werknemers;

  • jaaromzet van maximum € 700.000;

  • balanstotaal van maximum € 350.000.

Zijn er uitzonderingen op deze definitie van kleine vennootschap?

Uiteraard zijn er uitzonderingen. Momenteel hebben we weet van 2 fiscale voordelen waar een andere definitie aan de basis ligt. 

Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing in steunzones

Bedrijven die investeren in een afgebakende steunzone (ook wel ‘ontwrichte zone’ genoemd) kunnen een vrijstelling van 25% van de doorstorting van bedrijfsvoorheffing bekomen, voor een periode van 2 jaar per extra arbeidsplaats die als gevolg van deze investering werd gecreëerd en die gedurende ten minste drie jaar (kmo's) of vijf jaar (grote ondernemingen) behouden blijft.

Voor de definitie van kmo wordt hier een combinatie gebruikt van de Europese kmo-definitie en de fiscale definitie van kleine vennootschap (berekeningsmethode voor het bepalen van het zelfstandigheidscriterium). Concreet betekent dit:

  • dat het criterium tewerkstelling (max. 250 VTE) en het criterium omzet (max. € 50 miljoen) of balanstotaal (max. € 43 miljoen), in ten minste twee van de laatste drie afgesloten belastbare tijdperken niet mogen overschreden worden;

  • voor de berekeningsregels inzake zelfstandigheidscriterium, wordt verwezen naar de fiscale kmo-definitie (artikel 1:24 § 3 tot 6 Wetboek van vennootschappen en verenigingen), wat belangrijk is inzake het bekijken van de samenhang met andere vennootschappen:

    • Voor verbonden ondernemingen (i.c. meerderheidsbelang) dienen de gegevens van tewerkstelling opgeteld te worden en de gegevens van balanstotaal en omzet geconsolideerd te worden;

    • Voor geassocieerde ondernemingen (vanaf 1/5de stemrechten) dienen de gegevens van tewerkstelling, omzet en balanstotaal enkel stroomopwaarts (moederfirma's) opgeteld te worden in relatie tot het percentage van de stemrechten, dan wel in relatie tot aandelenparticipatie (hoogste van de twee).

Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers

Werkgevers uit de privé sector en kennisinstellingen worden vrijgesteld om 80% van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing op de lonen van onderzoekers die zij tewerkstellen door te storten aan de fiscus. Eén van de doelgroepen van deze maatregel zijn de Jonge innoverende ondernemingen, Young Innovative Company’s of kortweg YIC’s. Eén van de voorwaarden van een YIC is de voorwaarde van kleine vennootschap. 

Hier wordt echter nog steeds de oude definitie van kleine vennootschap gebruikt zoals die van toepassing was vóór januari 2016. Een kleine vennootschap mag in deze maatregel voor het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden:

  • jaargemiddeld personeelsbestand van 50 werknemers;

  • jaaromzet van maximum € 7.300.000;

  • balanstotaal van maximum € 3.650.000.

Wanneer het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt, wordt de vennootschap niet meer aanzien als kleine vennootschap.

De consolidatieregels zijn echter hetzelfde als bij de huidige definitie van kleine vennootschap.

Juridische Informatie

De  definitie van kleine vennootschap en microvennootschap kan je terugvinden in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, Titel 5, Hoofdstuk 1. Welke maatregel welke definitie hanteert moet je echter opzoeken bij de maatregel zelf. De juridische basis van de Tax Shelter voor startende ondernemingen is bijvoorbeeld Art. 14526 (Artikel 145^26 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92)). In § 3 wordt verwezen naar de kleine vennootschap definitie. Andere bronnen voor deze fiscale informatie zijn de brochure Het Fiscaal Memento.

Financiering

Wat is het verschil tussen een straightloan en een kaskrediet?

Verschil tussen straightloan en kaskrediet

Wat is een straight loan?

Een straight loan, ook wel kredi­et vaste voorschot­ten of voorschot op vaste ter­mi­jn genoemd, is een kredi­et op korte ter­mi­jn. Op het moment dat u deze lening afs­luit spreekt u het bedrag, de loop­ti­jd en de inter­estvoet af met uw finan­ciële instelling. Dit type kredi­et kan afges­loten wor­den voor 1 dag tot enkele maan­den, maar de max­i­mum ter­mi­jn bedraagt een jaar. Aangezien u een straight loan niet kunt ver­len­gen moet u op de ver­valdag kiezen: ofwel betaalt u de lening terug, ofwel vraagt u een nieuwe straight loan aan. Uit­er­aard moet u zich dan wel schikken naar de mark­tvoor­waar­den van dat moment.

Kaskredi­et of kredi­et in rekening-courant

Een kaskredi­et is ook een kredi­et op korte ter­mi­jn, meestal van onbepaalde duur. Net zoals bij een straight loan gebruikt u een kaskredi­et om tijdelijke liq­uiditeit­steko­rten het hoofd te bieden. Dit kan zijn onder de vorm van een echte kredi­etopen­ing of een toestem­ming van de bank om uw zichtreken­ing te over­schri­j­den. De inter­esten wor­den berek­end per dag op de kredi­etom­loop en bestaan uit de basis­rente met daar­bovenop een marge.

Is een straight loan goed­kop­er dan een kaskrediet?

Meestal komt een straight loan u goed­kop­er uit. Op dit moment varieert de rente tussen 1,5% à 2,5%. Een kaskredi­et kost u algauw 10% of meer. Nadeel van een straight loan: u moet het bedrag vooraf bepalen ter­wi­jl u dat bij een kaskredi­et niet moet doen. Een ander mogelijk nadeel is dat de bank zon­der reden en om het even wan­neer kan beslis­sen om uw straight loan op te zeggen. Alhoewel er dan een opzeg­pe­ri­ode van 1 tot 3 maan­den geldt wordt het toch meteen een pak moeil­ijk­er om een nieuw kredi­et te onderhandelen.

Waar kiest u het best voor?

Wis­selt uw kredi­et­be­hoefte regel­matig? Dan is een straight loan de beste optie voor u. De beperk­te kosten vor­men immers een sterk voordeel. Als u nu gebruik maakt van een kaskredi­et kunt u best even bespreken dan met uw bank of u dit niet beter omzet naar een straight loan.

Of toch een kredi­et op afbetaling?

Als u per­ma­nent gebruik maakt van een straight loan of een kaskredi­et, is het wellicht inter­es­san­ter om over te stap­pen naar een derde type kredi­et: het kredi­et op afbe­tal­ing. Dan kiest u voor een vaste rentevoet en een vaste (meestal lan­gere) loop­ti­jd. En nog een belan­grijk ver­schil: uw bank kan dit type kredi­et niet zomaar opzeggen.

PMV co-financiering: een voorbeeld

Er werden door de overheid heel wat steunmaatregelen op gebied van financiering uitgewerkt om jouw project te ondersteunen.

Om aan te tonen hoe overheidsmaatregelen een gunstige rol kunnen spelen in het vergemakkelijken van je financiering, pikken we er even 2 van de meest courante maatregelen uit die voor de meeste kleine ondernemingen van belang kunnen zijn: de Cofinanciering en de Waarborgregeling van PMV. 

Beide maatregelen kunnen gekoppeld worden in één dossier zodat uw risicosituatie voor de bank aanzienlijk kan verbeteren. Voor beide maatregelen is jouw bankinstelling een belangrijke partner. Je bespreekt dit dan ook best met jouw bank tijdens de aanvraag voor kredietverlening.

Voorbeeld: koppeling Cofinanciering met Waarborgregeling  

Uitgangssituatie

  • investeringsproject van bestaande onderneming: € 350.000;

  • ondernemer kan zelf een inbreng doen van  € 40.000 en zoekt nog financiering voor het saldo.

-> Bank wordt gevraagd om € 310.000 te financieren.

Dit is voor de bank een moeilijke situatie omwille van:

  • slechte verhouding eigen middelen t.o.v. banklening;

  • mogelijk onvoldoende waarborgen op dergelijk leningsbedrag.

Dankzij Cofinanciering + Waarborgregeling 

  • eigen middelen: € 40.000;

  • Cofinanciering van PMV: € 160.000 (4 maal de eigen inbreng);

  • bank: moet slechts € 150.000 financieren en kan zich voor deze lening indekken door beroep te doen op de overheidsborg ten belope van max. € 112.500 (75 %). Opgelet deze waarborg heeft wel een kostprijs tot gevolg voor de ondernemer (zie rubriek Berekening premie).   

Conclusie

Zowel de solvabiliteit alsook de waarborgsituatie zijn grondig verbeterd door deze overheidsondersteuning. Hou dus rekening met deze mogelijkheden bij de opmaak van uw financieel plan.

close

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x